Herkomst Wichter, plukgoud van de Wâlden

Wichterbomen zijn typerend voor het Noordelijke deel van de Friese Wouden, van Drachten tot aan Dokkum. Ook kun je de Wichterboom vinden in het grensgebied van Friesland en Groningen. Vooral in het Groningse Westerkwartier is de Wichterboom nog te vinden. De Wichter komt in Drenthe incidenteel voor. Uiteraard vind je ook in andere delen van het land, en er zijn zelfs voorbeelden in het buitenland, deze prachtige boom. Hij doet het goed zandgronden, kleigronden zijn minder geschikt.

Vaak staan Wichterbomen nog langs slootkanten en op verloren hoekjes aan de rand van boerenerven en natuurlijke in (particuliere) tuinen. Echter, tegenwoordig is de Wichter in deze gebieden zeldzaam geworden. 

De Wichter wordt ook wel de Woudpruim en Pruimbes genoemd. Het is een regionale vorm van de Gele Kroosjespruim. Als je er met een botanisch oog naar kijkt dan hoort de Wichter tot de ondersoort Kroosjespruim en wordt de Wichter aangeduid met de naam Prunus domestica subspecies insititia. Los van dat er enkele variëteiten zijn die weinig van elkaar verschillen, onderscheidt Jan de Boer (1953 - 2018) onder meer het Harkemaster en Jistrumer type. 

 

Weet jij het onderscheid tussen de Harkemaster en de Jistrum type?

Neem contact op

 

Via wortelopslag (uitlopers rondom de boom) wordt de Wichter verspreid, waarbij elke uitloper genetisch identiek is. Er zijn enkele veronderstellingen over de herkomst van de Wichter, waarbij we kunnen zeggen dat er verschillende mogelijkheden zijn, maar de echte herkomst blijft mysterieus. 

  1. De Wichter is een oeroude Friese pruim. In afval van terpzolen van terpen in Westergo zijn pitten gevonden die sterk lijken op ‘Wichterpitten’ (Amateurarcheoloog Jaap Scheffer Winsum). Mogelijk is de ‘Wichter’ al in de Romeinse tijd in Friesland beland.
  2. De Wichter kan een latere kruising zijn tussen de Insititia (kroosjespruim) en de Spinosa (sleedoorn). De Insititia komt namelijk pas later in Nederland voor. 
  3. Het zou ook kunnen dat het om een zaailing van een uit Noord-Frankrijk geïmporteerde Mirabel gaat. Wichters lijken namelijk veel op Mirabellen, iets minder zoet en bitterder. Plus de pitten hebben ook veel van elkaar weg. Franse Mirabellen zijn vroeger ook veel in boomgaarden bij Friese stinsen en herenhuizen aangeplant. 
  4. De Wichter kan ook een zaailing zijn van de Reine Claude, bestoven door een kroosjespruim. Dit soort zaailingen kunnen als kleine pruimen variëteit terugkomen. 
  5. Wat ook een mogelijkheid kan zijn is dat het een toevalszaailing is van de Mirabelle, al of niet gekruist met een grootvruchtige sleedoorn. 
  6. Gezien het Nedersaksische woord ‘Wichter’ zou het ook nog uit het Duitse Westfalen kunnen stammen. De Wichter zou dan mogelijk door marskramers of hannekemaaiers* (dagloners uit Duitsland) hier naartoe zijn gebracht. Doch lijkt dit erg onwaarschijnlijk, gezien de hannekemaaiers naar grote boerderijen gingen te werken die op de klei stonden. Hier groeien Wichters niet goed op. Een Wichterboompje die zo gemakkelijk verwilderd, heeft overigens ook niet veel economische waarde en zal daarom niet zo snel over grote afstanden door een marskramer als handelswaar worden meegenomen. Gezien de tijd van het jaar, de hooitijd begin juli; laten we zeggen dat ze eind juni onderweg waren en dan zijn er nog geen rijpe Wichters te krijgen, dus dan zouden de mieren (of poepen zoals de Hannekemaaiers ook genoemd werden) Wichter pitten van een jaar eerder in de zak moeten hebben om ze hierheen te brengen. Natuurlijk in de veronderstelling dat ze hier goud waard zouden zijn. Een boom meenemen was nog moeilijker. 

Het ware verhaal van de Wichter

In het ‘it wiere ferhaal van de Wichter’ neem Jan de Boer ons mee door het ware verhaal van de Wichter waarbij hij eindigd met een prachtig slotverhaal over de ware herkomst van de Wichter in de Friese Wouden. 

Eind augustus was het werk in De Greidhoeke klaar en trokken de mieren met het verdiende geld door De Wâlden terug naar hun vaderland. Dat dit niet altijd goed ging en dat ze soms met de verkeerde lui in aanraking kwamen met een F. Herder bewijzen de poepkruisen die we nog in de Noardlike Wâlden kunnen vinden. Onderweg stonden overal Wichter bomen in volle vruchtdracht en geen enkele Wâldpyk had er bezwaar tegen dat ze hier en daar kwamen ‘hôfkesjongen’** (zingen in de boomgaard). Die ‘Wichters’ waren natuurlijk wel eens een beetje overrijp en het is dan ook niet verwonderlijk dat onze gastarbeiders waarschijnlijk wel eens een beetje boven haar ‘theewater’ waren (dronken). En dan droomden ze luidruchtig van de ‘Schöne Wichter’, die thuis op hen wachtte. De Wâldpiken die dat hoorden dachten natuurlijk dat ze het over de vruchten hadden en omdat alles wat exotisch altijd beter is, kwam die naam langzaam in mode. Het werd zo gewoon, dat niemand nu meer weet hoe de oude Friese naam ook alweer was. En de mieren namen de pitten van de heerlijke Streekproducten uit De Wâlden, die hen deed denken aan de Schöne Wichter, mee als souvenir naar Westfalen.

 

*‘Hannekemaaiers’

Vanaf de Gouden Eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog kwamen elk voorjaar duizenden seizoenarbeiders vanuit Duitsland naar Nederland om de boeren te helpen bij de hooioogst. Ze werden ‘hannekemaaiers’, ‘mieren’ of ‘poepen’ genoemd. Individueel of in groepjes boden ze zich aan. Friese boeren hadden gemiddeld twee tot vier hannekemaaiers aan het werk. Anderen specialiseerden zich in de verkoop van linnenwaren. Deze zogenaamde ‘lapkepoepen’ vormden de basis van talloze winkels en bedrijven die nu nog steeds in Nederland aanwezig zijn zoals C&A, V&D, Schweigmann, Voss, Sinkel, Lampe, Brenninkmeijer en Hanewacker.

** ‘hôfkesjongen

’In hôf, hou of hôving is in stik grûn dat yn gebrûk is foar it kweken fan frucht- of nutebeammen, mei as doel om 'e fruchten of nuten te brûken foar minsklike konsumpsje. Yn Nederlân komme sokke hôven fral foar yn 'e Betuwe en yn it Lân fan Maas en Waal. Foarhinne hiene ek yn Fryslân in protte boerepleatsen in eigen hofke; dêrfandinne it wurd "hofkesjonge", dat it stellen fan fruchten út oarmans hôf wie. Yn it Frysk wurdt it wurd "wyngerd" wol as synonym foar "hôf" brûkt, hoewol't in wyngerd eins in spesifyk soarte hôf is, dêr't druven kweekt wurde.

 

Bronnen: Stichting Wrâldfrucht, Pomos Post, 2017, Museum.frl, Landbouw Museum Friesland